Er zijn weinig feiten over Guido geweten maar dat hij van regelmaat houdt, is een vaststaand feit. Elke dag verschijnt hij in een zwarte jeans, een grijs flanellen hemd en een zwart gilet op kantoor. Om klokslag zestien over zeven logt hij aan om later diezelfde dag om zesentwintig over drie uit te loggen. Hoe hij erin slaagt om die routine aan te houden blijft een mysterie. Files, extreme weersomstandigheden, deadlines … hebben om de een of andere reden geen invloed op Guido’s strakke dagindeling.
Zo daalt Guido elke middag om klokslag twaalf uur zesendertig de trappen van het bedrijfsrestaurant af, ongeacht de drukte van de dag. Hij doet dit alleen want Guido is een man van weinig woorden en tijdens zijn middagpauze houdt hij die stilte aan.
Ja, onze Guido eet graag steak. Meer zelfs, hij eet elke middag steak friet.
Of hij er zich bewust van is, dat weet niemand. Maar in de refter is Guido een fenomeen. Van zodra zijn tengere gedaante in de refter opduikt is er wel iemand die roept: “Ah onze Guido komt om zijn steakske.” Ja, onze Guido eet graag steak. Meer zelfs, hij eet elke middag steak friet. Dag na dag, week na week, jaar na jaar. Buiten die keer in het najaar van 2011 toen de steakleverancier het een paar dagen liet afweten. Toen at Guido noodgedwongen een dagschotel. Een hamburger met erwtjes en natuuraardappelen, pasta carbonara of koninginnenhapje met puree. Guido onderging het.
Elke week serveert het keukenpersoneel een andere saus bij de steak. Dragon-, peperroom- of bearnaisesaus, die variatie apprecieert onze vriend wel. Enkel champignonsaus weet hij minder te smaken. Hoewel de kok al lang weet dat hij de bakwijze saignant verkiest, blijft hij hem de steakvraag stellen. Het moest maar eens gebeuren dat Guido in een zotte bui zin had in een à point. Maar Guido houdt van regelmaat, dus dat is nog nooit voorgevallen.
Een ander vast onderdeel van zijn middagritueel is zijn kwart litertje rode wijn bij de lunch. Guido werkt namelijk in dat soort bedrijf waar werkgevers het niet aandurven om hun werknemers alcohol tijdens het middagmaal te ontzeggen. Ook al omdat de hoogste rangen van de echelon het druivengoedje zelf genegen zijn.
Nadat hij aan de kassa heeft afgerekend, loopt Guido met zijn dienblad door de kantine, op zoek naar een rustig plekje. Hij doet dit als een stille spichtige grijze muis – door het vele roken heeft zijn huid trouwens een vaalgrijze tint gekregen – die schrik heeft om opgemerkt te worden door de roofvogels.
Eenmaal hij een stekkie voor zijn steak heeft uitgekozen plaatst hij zijn dienblad op de tafel, gaat hij zitten en vouwt hij de krant open. Guido draagt het soort brilletje dat alleen de oudste huisdokters van ons land nog dragen. Hij leest ook niet door zijn brilglazen maar zijn pupillen turen erboven, de bril staat immers op het topje van zijn neus.
Af en toe wordt het lezen onderbroken. Dan neemt Guido zijn bestek vast en snijdt hij een klein stukje van zijn steak. Hij dopt het brokje vlees in de saus, prikt nog een frietje op zijn vork – de sla laat hij steevast liggen – en brengt dit alles naar zijn mond. Dit ritueel herhaalt hij een paar, hooguit tien, keer.
Als hij zijn krant sluit weet je dat zijn middagritueel in de slotfase is aanbeland. Hij neemt zijn servet en veegt er eerst zijn mond mee af. Vervolgens drapeert hij het servet subtiel -of dat denkt hij toch – over zijn bord. Het bord is verre van leeg, zeker meer dan de helft blijft onaangeroerd liggen. Nee, Guido is geen grote eter.
Guido staat recht, plaatst zijn dienblad in het daarvoor bestemde rek en wandelt de eetzaal uit. Het is zes over één, tijd voor een sigaret.