De eerste kennismaking met hém transformeerde een doordeweekse donderdagavond tot een avond die zo buitengewoon was, dat ik jaren later nog steeds herinner dat het een donderdagavond was.
Ik had de avond bij vrienden doorgebracht en was op weg naar huis toen ik besloot om nog een tussenstop bij andere vrienden te maken. Een spontane opwelling van het soort dat met het ouder worden steeds zeldzamer wordt.
Daar zat hij, op de bank. Nee, hij hing op de bank. Uitgezakt, zo lang en tenger als hij maar zijn kon. Een geknakte strohalm die je van ver in het korenveld spot. Die avond werden er weinig zinnige dingen gezegd. We lalden erop los, dronken rum cola’s, en belandden in een spiraal van marginale YouTube-filmpjes. De jeugdige zorgeloosheid van het moment.
Mijn ogen hadden moeite om niet de hele tijd naar hem af te dwalen. Hij straalde iets mysterieus uit en zijn schoonheid was zo dat elke onvolmaaktheid hem nog mooier maakte. Bij hem was dat zijn scheve tandje. Het detail waar ik bij een andere stumperd op zou afknappen, vond ik nu onweerstaanbaar.
Ik voelde mijn hart, dat doorgaans meer op een versterkte middeleeuwse burcht leek, zich bij elke hartslag een beetje meer openen voor hem. De mysterieuze nieuwkomer. En ik wist: hier sta ik machteloos tegenover.
De volgende morgen ontwaakte ik met een vriendschapsverzoek. Hij had me op Facebook toegevoegd. Groot jolijt. Had ik eierstokken gehad, dan had er een spontane eisprong plaatsgevonden.
Initiatief nemen is nooit mijn sterkste kant geweest. In mijn droomwereld bleef ik vastberaden op het moment wachten waarop hij het heft in handen zou nemen
We raakten steeds vaker aan de praat en zagen elkaar regelmatig terug. Eerst in groep om te feesten, daarna ook om samen uit te kateren voor de tv of lange gesprekken over het leven te voeren. Alle onderwerpen kwamen aan bod, voor zijn prille leeftijd had hij al best wat maturiteit verzameld.
Zijn kobaltblauwe ogen waren onleesbaar, maar toch was er chemie. Initiatief nemen is nooit mijn sterkste kant geweest. In mijn droomwereld bleef ik vastberaden op het moment wachten waarop hij het heft in handen zou nemen.
Ik had geen oog voor de aandacht waar anderen op dat moment naar hengelden. Ik had alleen oog voor hem. Telkens ik een bericht van hem kreeg, maakte mijn hart vreugdesprongetjes als een dartel veulen dat pas losgelaten is in de wei.
“Kunnen we eens afspreken? Ik wil iets met je bespreken,” sms’te hij me.
“Tuurlijk, laten we koffie drinken,” stuurde ik terug.
Op weg naar de koffiebar vlogen mijn gedachten alle kanten uit. Had hij een crisis op school? Was zijn terminale opa gestorven? Had hij eindelijk de moed gevonden die mij ontbrak en zou hij onder woorden brengen wat ik al weken voelde? Dat de chemie tussen ons niet imaginair was. Dat hij hetzelfde voelde?
“Wat is er aan de hand?”
“Het is stom. Ik weet met mezelf geen blijf, ik ben verliefd. Ik ben verliefd op Seppe en weet niet wat ik ermee moet aanvangen. Ik word gek vanbinnen.”
Seppe was een gemeenschappelijke vriend. Mijn adem stokte. Een lawine van emoties sleepte me naar de afgrond mee. Hoe kon ik zo stom zijn… Op een paar micro-emoties na, was er uiterlijk niets aan me te zien. Ik voelde me lamlendig, maar hield me kranig en deed wat een goede vriend hoort te doen: ik luisterde naar het relaas van zijn verliefdheid en zijn twijfels. Wat had Seppe dat ik niet had? Hij was helemaal niet klaar voor een serieuze relatie, dat zag een blinde zelfs.
Ik hoorde me af en toe begripvol hmm’en en zei dat Seppe een uilskuiken zou zijn om een catch als hem te laten schieten. Van een als een oppeppraatje verhulde liefdesverklaring gesproken. Ik waande me zelf het grootste uilskuiken op aarde.
De vogels zongen even vrolijk en de bloemen bloeiden even kleurrijk en geurig, maar ik voelde me blauw. Kobaltblauw. Hoe kwam het dat ik tegen wil en dank gedoemd was tot de friendzone? Kan ik dan zo slecht flirten? Straal ik enkel vriendschap uit en geen passie? Verscheur me dan toch, verdomme.
Maar verslonden werd ik nooit door hem. We bleven feesten, series kijken en koffie drinken. En ik bleef wel luisteren, naar al zijn verhalen over Seppe. En later over anderen, want met Seppe is het nooit iets geworden. Met mij ook niet trouwens, het moment was gepasseerd. Hij was alleen maar een verlangen, hij was niet meer dan dat.
Deze tekst werd eerder in Charlie Bookzine 7 gepubliceerd.