Daar sta ik dan, aan de bushalte. Het miezert en in het bushokje schuilen een kudde norse pendelaars. Ik sta op een veilige afstand en luister naar 90’s muziek. Ik maak mijn hoofd leeg na een kantoordag. Terwijl ik op de bus wacht weerklinkt Stop van de Spice Girls in mijn oren. In mijn hoofd ontspint zich een tafereel uit een Bollywoodfilm geplukt. Ik begin aan een dansje en de voorbijgangers sluiten zich spontaan aan: een kranige oma zwiert haar looprek opzij. Een jonge moeder walst met haar buggy. Een zakenman gooit zijn aktetas in de lucht, waarna de tas uiteenspat in een neonregen. Pas als de bus er is komt mijn realiteitsbesef terug. Niemand weet wat er zich in mijn hoofd heeft afgespeeld en ik stap de bus op met een grijns op mijn gezicht.
Het moment wanneer je beseft dat je nooit echt helemaal volwassen wordt, is volgens mij het moment waarop je effectief volwassen bent. Als kind keek ik op naar de grote mensen in mijn omgeving – figuurlijk dan in het geval van mijn mama want ze lijkt op een hobbitvrouwtje. Ik beschouwde haar als een superheld; mama kan alles. Ik dacht dat ze een allesomvattende wijsheid bezat waardoor twijfels voor haar niet bestonden. Toen ik een achttienjarige snotaap was, keek ik dan ook reikhalzend uit naar de dag waarop ik met die superkrachten zou wakker worden. Nu ik al iets ouder ben, ben ik tot het besef gekomen dat volwassen worden niet betekent dat je in een superheld transformeert. En zij die zich als superhelden voordoen, verbergen hun zwakke plek(ken) veelal voor hun omgeving.
Eigenlijk verandert er dus weinig als je volwassen wordt, op dat vlak toch. Het kind in mij bleef gelukkig leven: zo durf ik nog wel eens te stijldansen met mijn kat door de woonkamer. Dat geeft wat tegengewicht aan de vaak grijze grotemensenwereld waarin ik leef. Wel een beetje sneu dat de meeste mensen hun innerlijke kind goed verborgen houden voor de buitenwereld. Ze vrezen misschien dat ze niet meer serieus worden genomen door de anderen. Als volwassene is het nu eenmaal ongehoord om publiekelijk toe te geven dat je in de badkamer heuse spiegelconcerten houdt – waarbij de haardroger dienst doet als windmachine. Jammer, want zo blijft het badkamerfeest een feest voor én met mezelf terwijl ik in mijn parallel universum omringd ben door feestvierende lotgenoten.
Sneu dat de meeste mensen hun innerlijke kind goed verborgen houden voor de buitenwereld. Ze vrezen misschien dat ze niet meer serieus worden genomen.
Driewerf hoera. Confetti en serpentine want ook mijn verbeelding heeft de volwassenheid overleefd. Ik groeide op als enig kind maar in mijn fantasiewereld was ik nooit alleen. En op school was ik een grote dromer, als ik al eens een opmerking kreeg van de juf was dat omdat ik door het raam zat te staren. Eigenlijk heb ik al gans mijn leven het concentratievermogen van een stokstaartje. Zowel tijdens privé als professionele gesprekken raak ik zeer snel afgeleid door de dingen die rondom me gebeuren waarna ik in mijn eigen wereldje verzink. Als je met me aan het praten bent en er passeert een hond, ga er dan maar prat op dat ik mezelf aan het afvragen ben hoe die hond er met een hoedje zou uitzien. Zit je met mij in een vergadering en is er iemand nodeloos aan het uitweiden over details, dan is de kans groot dat ik even de tegenwoordigheid van geest mis en er in mijn hoofd een aapje met cimbalen aan het slaan is.
Sceptici denken waarschijnlijk direct aan het Peter Pan-syndroom. Ik trek me daar geen knoert van aan. Ik haal veel energie uit mijn verbeelding en uit mijn ‘ik ben alleen thuis en doe lekker gek’-momenten. Misschien moet je het ook eens proberen? Als je mij op straat ziet huppelen vanachter je gordijn – terwijl ik denk dat écht niemand mij kan zien – kom dan naar buiten en dartel lekker een eindje met me mee.