Je kunt er de laatste dagen niet naast kijken: de dinogekte is terug in het land. Ruim twintig jaar na Jurassic Park zijn we opnieuw helemaal in de ban van velociraptors en T-Rexen door de release van Jurassic World, de vierde film in de dinofranchise. “Alles komt terug.” Als tiener onthaalde ik die uitspraak van mijn moeder steevast op hoongelach, ik vond dat ze zich vastklampte aan het verleden en teerde op nostalgie. Nu betrap ik mezelf er steeds vaker op dat ik me ook durf onderdompelen in een heerlijk warm bad vol jeugdsentiment – iemand een Dinokoek vooraleer ik verder ga?
In het land der volwassenheid is nostalgie een dankbare ontsnappingsroute voor wie even genoeg heeft van realiteit, prestatiedrang of kopzorgen. Voor mij is het een veilige cocon waarin ik even schuil voor het heden en teruggrijp naar de culturele fenomenen uit mijn kindertijd: een tijd waarin Twix nog Raider heette en je bij wedstrijden nog een gele briefkaart moest opsturen in plaats van iets te liken/sharen op Facebook. Jeugdsentiment is de tas warme chocomelk na een winterse wandeling op krakende sneeuw, het is comfort food voor de ziel, iets vertrouwds in een onzekere wereld.
Nostalgie is comfort food voor de ziel.
Wat De Pré Historie op zondagmorgen voor onze ouders was, is de week van de 90’s voor generatie Y. Die week wordt zelfs de hipste hipster op de Vengabus in five, six, seven, eight terug gekatapulteerd naar een tijd waar zijn hipsterbaard nog uit donsjes bestond. Een portie jeugdsentiment kan veel deugd doen en YouTube is daar de grot van Ali Baba voor. Je vindt er werkelijk alles op terug: de begingeneriek van de Pa-pa-pa Pak ze dan: Rescue Rangers, het optreden van Ginger Spice in haar legendarische Union Jack-jurk, ja zelfs volledige afleveringen van Zeg eens euh! – inclusief de bulderlach van Margriet Hermans. Soms moet ik oppassen dat ik niet verzand in het walhalla van de nostalgie. Het zou de eerste keer niet zijn dat ik ergens te laat aankom omdat ik de tijd uit het oog verloor op één van mijn virtuele kruistochten in spijkerbroek.
Ik wil wel vermijden dat ik de Ben Crabbé van mijn generatie word, iemand die veertig jaar later nog altijd lyrisch doet over Kapitein Zeppos en zijn neus ophaalt voor bijna alles wat hedendaags is. Nee, dan doe ik liever aan intergenerationele kruisbestuiving: zo neem ik tijdens een citytrip naar Kopenhagen een Playmobil-zeemeermin mee om bij Den lille havfrue het perfecte Instagramplaatje te kunnen schieten. Of ik ga naar feestjes waar het publiek het ene moment staat te moven en te shaken op FKA Twigs en vijf minuten later extatisch wordt als de beginnoten van Casanova door de boxen schallen– Casanova is een aanstekelijk popnummer uit de 90’s van boysband Ultimate Kaos.
De afgelopen dagen dompelde de dinogekte me onder in een nostalgische wereld waar ik weer heel even de tienjarige snaak ben die met open mond naar de dino’s op het scherm staart en de gaten in de plot en de wetenschappelijke onjuistheden bedekt met de mantel der liefde. En zo zie je maar: alles komt terug. Al vind ik plateauschoenen, gebatikte T-shirts en coupe Dana Winner veel angstaanjagender dan een hongerige T-rex.