Stijnzijn

Menu
Column
Geknipt en/of verknipt
Tekst: Stijn Depoorter, Illustratie: Zwoltopia

Het is zaterdagnamiddag en er heerst een bedrijvigheid van jewelste in het kapsalon. In de veel te krappe ruimte hangt er een indringende geur van haarproducten, de aroma’s hebben zich versmolten tot een gore potpourri die de ozonlaag niet bepaald genegen is. Aan de muur hangen vergeelde posters van blitse haarmodellen die, ondanks een overstyled kapsel, de ontgoocheling in hun ogen van ‘maar’ haarmodel te zijn niet kunnen camoufleren. Een kakofonie van blazende haardrogers en zoevende knipgeluiden weergalmt in het salon. Een dozijn kwetterende stemmen probeert dat rumoer te overstemmen. Vier dames op leeftijd zitten met hun hoofd onder een föhn, ze vormen een rij van bruine nylonkousen en bladeren alle vier in een gedateerd roddelboekje.

Je leest het, als kleine jongen, nog vrij van zelfbewustzijn en ijdelheid, vond ik een bezoek aan de kapper uiterst fascinerend. In de loop der jaren maakte die fascinatie plaats voor een ander tintelend gevoel: stress. Want of het nu pluizig, stug of borstelig is, dat beetje haar op je kruin is een bepalende factor voor je uiterlijk en je zelfbeeld.

De stress begint al op het moment dat ik bel om een afspraak te maken. Zal mijn vaste kapper er nog werken? Ik beschik namelijk over een ongelooflijk talent om net van die kapper tevreden te zijn die twee knipbeurten later plots met de noorderzon verdwijnt. Het tweede stressmoment beleef ik aan de wastafel: ofwel word je verwend met een zalige hoofdmassage en moet je bepaalde genotskreten onderdrukken, ofwel word je bij manier van spreken gescalpeerd. Een tussenweg bestaat niet.

Stijn_kapper_2000x2000px
Illustratie: Zwoltopia

Eenmaal gewassen komt de vraag of je iets wenst te drinken. Meestal heb ik geen dorst maar ik vraag toch iets omdat ik geen neen durf zeggen. Tijdens de knipbeurt probeer ik een paar keer naar dat glas te grijpen, want ondertussen heb ik door de knipstress een droge mond gekregen. Effectief een slok nemen lukt dan weer niet want ik kan me niet ver genoeg vooroverbuigen. Je mag er prat op gaan dat aan het einde van de knipbeurt het glas nog steeds onaangeroerd voor me staat.

Maar ik ben aan het vooruitlopen want de weg die je tussen de wastafel en de kappersstoel aflegt valt ook niet te onderschatten. Het is een heuse walk of shame want ik zie eruit als een verzopen soepkip en voel de priemende ogen van zowat iedereen in het kapsalon op me branden en denken: “Daar is serieus wat werk aan.”

Als ik voor de spiegel naar een doorweekte versie van mezelf zit te staren komt de kapper bij me en vraagt hij: “En wat mag het vandaag voor u zijn?” Een week lang heb ik foto’s op Pinterest bekeken, maar als het moment daar uiteindelijk is, antwoord ik: “Gewoon een beetje bijknippen.” Vanaf dat moment geef ik mijn lot uit handen. In een tijdspanne van om en bij het kwartier zal deze onbekende met kam, schaar en trimmer bepalen hoe ik er de komende weken zal bijlopen en daar krijg ik, je raadt het al, kriebels van sinds die donkere dag in 2010. Toen ging de kapster van dienst mijn bles een klein beetje bijknippen … Acht centimeter is in mijn woordenboek GEEN klein beetje, mijn dierbare bles was in 1-2-3 helemaal verdwenen. Laat ons zeggen dat het kind blij mag zijn dat ik niets van voodoo kende.

De coupe Beckham draaide ongelukkigerwijs uit in een coupe Dana Winner.

Terwijl de kapper aan mijn haar frunnikt word ik minutenlang geconfronteerd met een niet al te flatterende weerspiegeling van mezelf en begin ik dat beeld vakkundig af te kraken: “Aan die wallen moet ik toch iets doen want nu lijk ik op de koningin van Onderland. Mijn haviksneus staat echt wel scheef. Die oren mogen nu wel stoppen met groeien anders ben ik op mijn zestigste Dumbo. Als mijn haarlijn nog meer opschuift, zal ik mijn littekens niet meer kunnen verbergen. Straks toch maar eens naar de site van Haarwerken Smets surfen?” Die gedachtegang wordt plots doorbroken als de kapper de ronde spiegel tevoorschijn tovert: “Of het goed zo is?” En zelfs al denk ik dat ik er uitzie als een vogelverschrikker, toch knik ik beleefd en mompel ik: “Jaja, dank u, het is goed zo. Tot de volgende keer.”

Eigenlijk gek dat ik me telkens zoveel stress op de hals haal want ik ben nogal conservatief als het op haarsnitten aankomt. In mijn leven heb ik er nog maar een vijftal gehad. Als kleuter met felblauwe oogjes en rode appelwangetjes had ik een blond Jommekeskapsel. Helaas groeide dat pluizig piepkuikentje uit tot een knobbeleend waarvan de moederkloek vond dat een kort vormloos kapsel van het type door-de-ratten-afgeknauwd ideaal was. Midden jaren negentig was de middenscheiding onoverkomelijk – denk Jimmy uit Get Ready! Een paar jaar later zocht ik inspiratie bij David Beckham, dé trendsetter toen, en liet ik mijn haren blond verven. Helaas was het resultaat niet wat ik gehoopt had: de coupe Beckham draaide ongelukkigerwijs uit in een coupe Dana Winner. De daaropvolgende schooldag heb ik dan ook wijselijk uit mijn geheugen gewist. Na de middelbare school had ik een aantal jaren de just-out-of-bed-look. Gewoon met wat gel door je haar roffelen en klaar was Kees. Lekker eenvoudig maar als ik nu foto’s uit die periode bekijk lijkt het alsof ik mijn haar toen in frituurolie waste. Rond 2010 zocht mijn toevlucht tot mijn huidige handelskenmerk: een weelderige bles, al dan niet kort geschoren aan de zijkanten. Voorlopig blijf ik er trouw aan om al te grote stressmomenten in het kapsalon te vermijden maar vooral ook omdat ik me er wel in mijn vel bij voel. Nu nog hopen dat moeder natuur en/of een onbekwame kapster geen roet in het eten gooien …

Dit wil je vast ook lezen

Column
Weggegaan is plaats vergaan Het is ondertussen alweer vier maanden geleden dat je noodgedwongen terug in België belandde met enkele kleren, een toiletzak, een stapel boeken en een oude…