Volgens een studie uit 1993 brengen we dagelijks gemiddeld een half uur wachtend door. Een snelle rekensom leert me dat ik op jaarbasis gemiddeld 182,5 uur wacht. Omgerekend naar dagen is dat … laat maar, ik wil helemaal niet weten hoeveel dagen ik jaarlijks wacht, laat staan hoeveel maanden ik gewacht zal hebben als ik 70 ben.
Of het nu op de vakantie, de prins op het witte paard of Godot is, wachten doen we allemaal. Ik wacht niet enkel in de wachtkamer van de dokter, tot het licht op groen springt of tot de olijfolie in de pan heet is… Ik wacht ook in gedachten: om iets al dan niet te doen of zeggen, om een mening te vormen en die ja dan neen ook te uiten… Ik vermoed dat mijn wachttijd wat hoger ligt dan het gemiddelde.
Back to the future
Vaak denk ik na over de onomkeerbaarheid van het leven. Elke dag is een dag die nooit meer terugkomt. Dus is het belangrijk om in het ‘nu’ te leven. En daar heb ik het verdraaid moeilijk mee, want om in het ‘nu’ te leven moet ik als een acrobaat balanceren op een koord boven een ravijn gevuld met herinneringen en toekomstplannen. Ik wou dat ik mijn denkknop uit kon zetten en een evenwicht kon vinden tussen zwelgen in het verleden en fantaseren over wat nog komen gaat. Niet ‘in het nu’ leven, betekent dat je als een toeschouwer langs de zijlijn naar jezelf kijkt. En dat is toch zonde?
Soms denk ik dat mijn leven een droom is en als ik in die droom sterf, ik gewoon wakker word en aan het echte leven zal beginnen.
“Soms denk ik dat mijn leven een droom is en als ik in die droom sterf, ik gewoon wakker word en aan het echte leven zal beginnen.” Dit schreef ik als kind tijdens een klasopdracht over dromen terwijl mijn klasgenootjes het over ridders, prinsessen en draken hadden. Best een vreemde filosofische uitspraak uit de mond van een tienjarige (ik was toen al een rare snuiter). Twintig jaar later voelt het soms nog steeds zo: alsof ik in de startblokken sta tot het startschot voor ‘het echte leven’ wordt gegeven. Terwijl ik in realiteit ettelijke marathons afgelegd heb of aan me liet voorbijgaan.
Think less, act more
Als mijn brein zou ingericht zijn als een knusse huiskamer, dan zou de spreuk ‘Think less, act more’ zeker ergens aan de muur hangen. Elke dag herhaal ik die mantra, maar er is telkens wel iets om over na te denken waardoor ‘bezinning’ het steevast wint van ‘doen’.
Veel ontzag – en een gezonde dosis jaloersheid – heb ik dan ook voor de doeners op deze wereld. Ze hebben een idee, een ambitie of een droom en het is hun missie om hun doel te verwezenlijken. Gaan ze op hun bek, dan krabbelen ze op en proberen het opnieuw. Ambitieuze doeners raken veel sneller veel verder in het leven. Goed voor hen natuurlijk, maar hen bezig zien, geeft mij weer extra stof om over na te denken.
Misschien is het zelfs heel nobel om groots te zijn in middelmatigheid. Maar wil ik daar wel genoegen mee nemen?
The time is now
Waar ligt de grens tussen jezelf voldoende of teveel tijd gunnen om uit te zoeken op welke manier je betekenisvol kan zijn? Ik ben nu een prille dertiger (met de nadruk op prille) en het moet nu stilaan gebeuren, toch? Ik besef dat niet iedereen een primus of een carrièretijger is. Misschien is het zelfs heel nobel om groots te zijn in middelmatigheid. Maar wil ik daar wel genoegen mee nemen?
Ik kan vrij aardig overweg met het geschreven woord, maar wie mijn essays al een tijdje leest, weet dat ik in het echte leven een pak minder rad van tong ben. Dan mis ik de timing en verdwaal ik in een labyrint van bijzinnen. Ik heb het gevoel dat ik daardoor minder ver in het leven sta dan ik eigenlijk zou willen.
Mijn vriend stelt soms dat ik niet meer durf te dromen, maar daar ga ik niet mee akkoord. We dromen gewoon op een andere manier. Zo droom ik ervan om deze essays ooit te bundelen in een boek. Ik hoop dat ik ooit op café beland met een tv-maker bij wie ik mijn idee voor een serie kan pitchen. Voorlopig blijft het voor mij bij dagdromen, mijn vriend zou al lang begonnen zijn.
Als een leeuw in een kooi, zo zijn we allebei. Terwijl hij regelmatig met zijn kop tegen het traliewerk knalt tijdens een verwoede poging om uit te breken, draai ik eerder geduldig rondjes en wacht totdat de verzorger ooit vergeet om de kooi goed af te sluiten. En dan, dan zie ik mijn kans schoon.