Stijnzijn

Menu
Column
De tijd stond stil toen haar hart stopte
Tekst: Stijn Depoorter, Illustratie: Zwoltopia

Er zijn zo van die telefoontjes met slecht nieuws waarvan je beseft dat je ze ooit zult krijgen. Ze zijn onafwendbaar, zoals het vallen van de bladeren in de herfst. Hoezeer je die gedachte ook probeert te verdringen, ze blijft op de achtergrond sluimeren. Tot vorige week. Mijn mama belt me ’s morgens op kantoor. Of ik snel naar huis kan komen. Mijn meme ligt op sterven.

Enkele seconden staat de wereld stil en laat ik het nieuws tot me doordringen. Tijd voor emoties is er niet. Ik schakel over op automatische piloot. Als een trekvogel die gaat overwinteren, heb ik maar één doel: snel op mijn bestemming zijn. In allerijl vertrek ik naar het station. De treinrit van 2,5 uur heeft nog nooit zo lang geduurd. Allerlei gedachten en gevoelens flitsen door mijn hoofd. Constant vrees ik dat ik te laat zal zijn. Te laat om je stem nog eens te horen. Te laat om nog eens in je ogen te kijken. Te laat om je handen nog eens warm te wrijven. Voor meer leven is het altijd te laat.

Meme was al langer op de sukkel en het voorbije anderhalf jaar nam ik al een paar keer met spoed de trein. Toch voelt het vandaag anders aan. Door de paniek in mama’s stem. Door de aftakeling die de voorbije maanden duidelijk zichtbaar was. Door de wetenschap dat ze niet meer bij bewustzijn is. De huisarts heeft haar morfine gegeven. Om haar te ontzien van pijn en ongemak.

De woonkamer is volgepakt met familie. Ik spot neven, een nicht en een oom. De laatste keer dat ik hen zag, was vorig najaar toen mijn grootouders hun diamanten huwelijk vierden. Zestig jaar lief en leed delen, faut le faire. Meme ligt in de voorkamer, vroeger de ‘goede kamer’ maar een paar jaar geleden werd die omgevormd tot hun slaapkamer omdat ze niet langer de trap kon oplopen. Nog voor ik een blik op haar geworpen heb, krijg ik het benauwd. Ik voel mijn ogen vollopen en heb behoefte aan frisse lucht.

Ik ga naast het bed zitten en neem haar handen vast. Voorzichtig want haar vel is broos als vloeipapier

Buiten laat ik mijn tranen de vrije loop. Ik probeer mijn ademhaling tot rust te brengen. Als ik bedaard ben, ga ik opnieuw naar binnen. Meme ligt in een diepe slaap op bed. Ik geef haar een kus en zeg dat ik er ben. Ik weet niet of haar onderbewustzijn mijn aanwezigheid registreert. Ze is fel vermagerd sinds de laatste keer dat ik haar zag, twee weken geleden. Haar wangen zijn ingevallen omdat ze haar valse tanden niet langer in heeft. Ik ga naast het bed zitten en neem haar handen vast. Voorzichtig want haar vel is broos als vloeipapier.

Meme had het altijd koud en meestal waren haar handen zo kil als ijspegels. Vandaag gloeien haar handen alsof er smeulende kolen onder haar huid liggen. Grootmoeder en kleinzoon in dezelfde ruimte, verbonden door handencontact. Het lijkt of ze mijn vinger vastklampt maar dat is vast mijn verbeelding.

Illustratie: Zwoltopia

Het voelt aan alsof de tijd stil staat maar dat klopt niet, want op de achtergrond tikt een klok. Haar ademhaling wijkt af van die regelmaat. Af en toe gaat er een schok door haar lijf, alsof ze een slaapstuip heeft en ieder moment wakker kan schrikken. Maar ze wordt niet wakker. Ze zal nooit meer wakker worden. Als de klok stilvalt, dan windt pepe haar opnieuw op. Maar meme’s hart kan niet meer opgewonden worden als het straks stilvalt.

Ik praat tegen haar alsof ze bij bewustzijn is. Ik haal herinneringen naar boven, gebeurtenissen en anekdotes waar ik al jaren niet meer aan dacht. Ik ben dankbaar voor de onvoorwaardelijke liefde en zorg die ze me gaf, ik zeg dat ik van haar houd… Wat ben ik blij dat ik dit al vroeger tegen haar gezegd heb, toen ze wel nog bij bewustzijn was.

Af en toe gaat er een schok door haar lijf, alsof ze een slaapstuip heeft en ieder moment wakker kan schrikken

De dag verstrijkt en mijn familieleden waken afwisselend aan haar bed. Enkele uren later moet ik gedwongen afscheid nemen. Ik wil langer blijven maar ik kan niet, de laatste trein naar huis vertrekt.

Tweeënhalf uur later kom ik uitgeput thuis, zowel mentaal als fysiek. Ik ga slapen en verwacht elk moment een telefoontje. Maar die oproep komt er niet, ’s morgens is de situatie nog dezelfde en spoor ik opnieuw naar haar huis. 

Daar hangt een vreemde bedrijvigheid in de lucht. De een is druk bezig met karweitjes om zich af te leiden, de ander zit verdwaasd voor zich uit te staren. Pepe loopt verloren in zijn eigen huis, als een jong dat op zoek is naar zijn moeder in een kudde.

Uiteindelijk zoek ook ik afleiding. Ik moet iets doen. Ik begin  de keukenkasten schoon te maken, iets wat ik jarenlang tijdens de zomervakantie samen met haar deed. We woonden op twee straten van elkaar en ik was er kind aan huis. Twee handen op een buik, al die jaren. Een nicht vraagt zich af of iemand haar recept voor haar befaamde rijstaart kent. Een neef haalt herinneringen op aan haar scherpe tong. Familievetes worden even vergeten als een nicht voor het eerst sinds jaren langskomt en ook aan het sterfbed treurt. Te midden van deze treurnis word ik voor eerst sinds lang de familiale verbondenheid gewaar die ik als kind ervaarde.

Opnieuw neem ik ’s avonds afscheid. Zal het nu de laatste keer zijn? Ik kus haar voorhoofd, aai haar wangen en fluister haar zachtjes in haar oor dat ik van haar houd.

Na de treinrit kruip ik uitgeteld in bed. De volgende ochtend ontwaak ik voor dag en dauw en zie ik dat ik een aantal oproepen gemist hebt. Ik weet hoe laat het is… De klokt tikt niet langer, mijn meme is niet meer.

Dit wil je vast ook lezen

Column
Weggegaan is plaats vergaan Het is ondertussen alweer vier maanden geleden dat je noodgedwongen terug in België belandde met enkele kleren, een toiletzak, een stapel boeken en een oude…