Stijnzijn

Menu
Column
Een bevreemdende busrit
Tekst: Stijn Depoorter, Illustratie: Zwoltopia

Buiten is het 26 graden. In het gammele minibusje waarin ik me bevind is er geen airco. De bus telt meer passagiers dan er zitplaatsen zijn en door het gebrek aan airco krijg ik het op bepaalde momenten benauwd. Zelf heb ik wel een zitplaats, helemaal vooraan, een beduimelde sponzen badhanddoek die al te vaak gewassen werd is het enige wat me scheidt van de chauffeur. We sjezen over Poolse landwegen en mijn zwalpende lichaam is in de bochten onderhevig aan de wetten van de zwaartekracht. De chauffeur heeft een zware voet, snelheidsbeperkingen zijn hier als wodka, het steekt niet op een graad (of km/u) meer of minder.

Ik krijg een flashback naar enkele jaren voordien toen een gelijksoortig minibusje me doorheen Toscane loodste. Het enige wat ontbreekt zijn zonnebloemvelden tot zover ogen reiken. Toen bewonderde ik steden als Firenze, Luca en Siena om hun architectuur en glorierijk verleden. Vandaag ben ik opnieuw toerist, al klinkt dat in deze context dubbel want ik ben niet op weg naar een plek waar veel bouwkunst te bewonderen is, laat staan dat ik nostalgisch kan stilstaan bij het verleden. Vandaag brengt het minibusje me naar Auschwitz en Birkenau.

Stijn_polen
Illustratie: Zwoltopia

De radio speelt al de hele rit vrolijke deuntjes op de achtergrond als plots ‘Wonderful world’ van Louis Armstrong door de luidsprekers schalt. Het universum is vandaag in een ironische bui. Vijf minuten later ontpopt die ironie zich in misplaatst cynisme als Boney M’s ‘One way ticket’ door de autobus galmt. Ik staar naar buiten, niet goed wetend wat ik van mijn nakende bezoek aan de concentratiekampen moet verwachten. Ik worstel met mijn gemoed, of beter: ik weet niet welke houding ik me moet aanmeten. Het is een stralende dag, ik ben op vakantie en toch lijkt vrolijkheid en enthousiasme ongepast tijdens deze busrit. Weifelend tuur ik door het raam, huizen die het resultaat zijn van degelijk Pools vakmanschap, met kleurige dekbedovertrekken die luchten op de balustrade, flitsen aan me voorbij.

Vlak voor het vertrek plaste ik in een groezelig toilet in het busstation. De gezwinde vaart van het minibusje en de daarbij horende hobbels en bobbels in het Poolse wegdek hebben mijn blaas opnieuw geactiveerd. Vervelend. Ik sta op het punt om mijn klein ongemak te delen met mijn lief maar doe dat niet omdat een acuut schuldgevoel zich meester van me maakt. Mijn ongerieflijkheid is te banaal om me druk over te maken als je weet in welke erbarmelijke omstandigheden de mensen zeventig jaar geleden naar dit oord werden vervoerd. Ik kan wel een half uur op mijn tanden bijten zonder daar over te zeuren.

Om mijn gedachten wat te verzetten lees ik verder Het Smelt van Lize Spit, de bestseller van het moment in boekenland. Eerder die dag las ik de eerste pagina, Eva’s verhaal is zich dus nog volop aan het ontspinnen in het heden en het verleden. Hier en daar plant Spit al zaden onder de kerktoren waaruit later ongetwijfeld onheil zal ontkiemen. Deze middag wordt, zowel fictief als non-fictief, de oneindige goedheid van de mens onderuit gehaald. Door die gewaarwording knok ik met een weerbarstige tegenstrijdigheid tussen realiteit en fantasie.

Ik berg de witte leeuw terug op en besluit hem voor straks op te sparen, als de honger me dan nog niet vergaan is tenminste.

Ik rommel in mijn rugzak en vind een Lion met witte chocolade. Vanmorgen was ik door het dolle heen toen ik de reep in de winkelschappen aantrof, de witte variant had ik nog nooit geproefd en ik heb een zwak voor witte chocolade, al weet ik goed genoeg dat witte chocolade eigenlijk geen chocolade is. De euforie van daarnet is verdwenen en lijkt triviaal als ik denk aan de ontbering van weleer. Door het raam zie ik een kudde schapen en lammetjes door het gras dartelen en ik reflecteer over hoe de mensen hier als een kudde beesten onthaald werden eenmaal ze na een helse rit van de overvolle wagons stapten. Beelden die iedereen kent uit de geschiedenislessen en/of de diverse themafilms. Ik berg de witte leeuw terug op en besluit hem voor straks op te sparen, als de honger me dan nog niet vergaan is tenminste.

De minibus stopt aan de ingang van het domein. Op het parkeerterrein zie ik wel zeker vijftien andere bussen staan. Naast die bussen troepen groepjes mensen samen met rugzakken en fotocamera’s. Terwijl ik sta aan te schuiven in de mensenmassa voel ik me schuldig voor daden van soortgenoten waarmee ik niets gemeen heb buiten het genoom van ‘homo sapiens’. Als mens besluipt me de drang om me te verontschuldigen voor de barbaarsheid die hier verricht werd door wrede schepsels die de naam mens onwaardig zijn. Ik wil sorry zeggen maar ik weet niet goed waarom en tegen wie …

Dit openluchtmuseum is, tegen wil en dank, een toeristische trekpleister geworden en die gewaarwording smaakt bitterzoet. De zwerm bezoekers aan de ingang lijkt verdacht veel op die van een pretpark maar de enige attractie waar ik die middag op zal zitten is mijn emotionele rollercoaster.

Enkele uren later brengt een andere minibus me terug naar Krakau. De dag was zowel fysiek als mentaal vermoeiend en de busrit verloopt in stilte. Het bezoek heeft een grote impact bij mijn gezelschap nagelaten en we laten het elk op onze manier bezinken. De radio staat stiller dan tijdens de heenreis, ik kan de muziek niet horen maar als er één lied bij deze ervaring past is het wel ‘The sound of silence’ van Simon & Garfunkel.  

 

Dit wil je vast ook lezen

Column
Weggegaan is plaats vergaan Het is ondertussen alweer vier maanden geleden dat je noodgedwongen terug in België belandde met enkele kleren, een toiletzak, een stapel boeken en een oude…