Aan het begin van elk nieuw jaar scrol ik even door de contactpersonen op mijn smartphone. Het is een van mijn onhebbelijkheden die al meegaat van toen ik nog in het bezit was van een oerdegelijke Nokia 3310. Een mislukte Tinderdate, het bankkantoor waar ik niet langer klant ben, een oude huisbaas … elk jaar kan ik wel een paar nummers verwijderen. Opgeruimd staat netjes. Het is tijd voor de opruimronde van alle vergane contacten van het vers afgesloten jaar. Vaarwel ‘Martijn Airbnb’ en ‘Kelly Tweedehands’. Het ga jullie goed.
Mijn vinger stopt met scrollen bij de M als ik haar naam zie staan. Blanche. Hoewel haar naam met een B begint, staat ze bij mijn contactpersonen onder de M van ‘meme Blanche’ gerangschikt. Blanche, de oma die me eind november plots ontvallen is. Het gras, de auto’s, de hekken … toen Blanche stierf zag alles wit door de eerste rijm. Dat kan geen toeval geweest zijn.
Ik kijk naar haar naam en twijfel. Hoewel ik weet dat ze de telefoon nooit meer zal opnemen, is er iets dat me weerhoudt om haar nummer te wissen. Alsof dat het nog definitiever maakt, alsof ik daarmee ook alle herinneringen uitwis. Hoe ik als kind bij haar achterop de fiets mocht en we langs de duinen fietsten terwijl de krijsende zeemeeuwen boven ons cirkelden. Hoe het geuren- en kleurenpalet van net geoogste groenten uit haar moestuin de keuken vulde bij het koken en het daarna voor een smaakexplosie zorgde in je mond. Hoe vreemd ik het als kind vond dat ik nooit een kus of knuffel van haar kreeg, zelfs niet op nieuwjaarsdag.
Ze was er mijn hele leven. En toch. Nu ze er niet meer is, realiseer ik me dat ik haar eigenlijk nooit echt gekend heb. Blanche vertelde niet vaak iets over haar jeugd, haar familie, haar herinneringen. In dat opzicht was ze een typische West-Vlaamse noeste werker die alles opkropte. Ondoordringbaar als klei.
De enige emotie die ze wel uitte was vreugde, in de vorm van haar schaterlach: ongeremd en aanstekelijk. Zodra er andere emoties in het gesprek dreigden door te sijpelen, zocht ze toevlucht in haar lijfspreuk “Wat helpt het als ik hier als een zieke koe door de ruit staar en alleen maar klaag en zaag? Het is wat het is.”
Het is wat het is. Toch kan ik het niet over mijn hart krijgen om haar al uit mijn contactlijst te verwijderen. Want in tegenstelling tot mijn oma, die op emotioneel vlak ondoordringbaar als klei was, ben ik net zo poreus als het duinenzand waar we vroeger samen door wandelden. Bij het zien van haar naam voel ik het zand tussen mijn tenen, ruik het zilte van de zee en hoor nog eens het meeuwengekrijs dat overstemd wordt door haar schaterlach.