Laten we een kat een kat noemen: uitspreken dat je met een depressie kampt(e) is nog steeds uit den boze. De voorbije maanden werd dit taboe al bespreekbaar(der) door campagnes zoals Oe ist? en een aantal getuigenissen van bekende koppen in de media, denk maar aan Selah Sue en Florence Welch. Zelfs Disney maakte met Inside Out een fraaie film die depressies bij kinderen onder de aandacht bracht. Depressie, het wordt wel eens smalend ‘de ziekte van deze tijd’ genoemd. Soms omschreven als aanstellerij of zelfs profitariaat door zij die het niet begrijpen of er geen begrip voor hebben. Veelal omdat ze er in hun nabije omgeving nog niet mee werden geconfronteerd. Gelukkig maar, denk ik dan. Zelf sleep ik al jaren een ongewenste passagier met me mee die te pas en te onpas opduikt en die ik, ondanks verwoede pogingen, niet voorgoed van me afgeschud krijg.
Ik woon in een land waar het goed leven is en waar politici het zich kunnen permitteren om zich bezig te houden met triviale zaken. Ik heb een vaste – en op papier ook een goede – job, al kan ik het zeker niet als een carrière omschrijven. Ik heb een huis(je) gekocht dat ik nog moet laten renoveren maar dat komt vroeg of laat wel in orde. Mijn moeder en grootouders leven nog en hebben me lief. Ik heb veel kennissen, een handvol schatten van vrienden op wie ik dag en nacht kan rekenen en sinds een paar maanden heb ik Madonna-gewijs een knap, jong lief. Kortom, ik heb helemaal geen reden tot klagen maar soms wou ik dat ik net iets vaker simpelweg gelukkig was.
“Ben je gelukkig?” Ik wil op deze vraag zo graag, zonder enige vorm van aarzeling, JA antwoorden maar dat kan ik niet. Het intense gevoel van onbezorgd geluk is me niet vreemd maar het is zo fragiel dat ik wenste dat ik met een dikke laag noppenfolie rond me was geboren. In een fractie van een seconde kan die onbezorgdheid verdwijnen. Dan wordt de grond plots vanonder mijn voeten weggemaaid en val ik in een duistere kloof. Tijdens die tuimeling verlies ik elke gram zelfvertrouwen, waarna ik met een harde dreun op de grond smak en in gruzelementen uiteenspat en dan de kracht moet vinden om mezelf terug bijeen te vegen. Laatst nog op de Gentse Feesten, omringd door vrienden en vertier, slokte een overweldigende vlaag van eenzaamheid en droefenis me plots op waardoor ik me het liefst van al ergens onder een grote steen zou verschuilen. Als ik ‘s avonds thuiskom en ik de voordeur achter me dichtsla, dan overvalt er me een onweerstaanbare drang om te huilen zonder dat ik weet waarom. Dan voelt het alsof ik emmers tranen huil en helemaal leegloop; maar ik huil niet echt, want de tranen komen niet uit mijn ogen maar sijpelen onzichtbaar door mijn ziel. Piekeren doet iedereen wel eens maar bij mij beperkt zich dat niet tot vluchtig twijfelen over een keuze en stilstaan bij wat er in de toekomst allemaal kan mislopen. Ik beleef die momenten van hypothetisch falen alsof ik ze op dat eigenste moment doormaak, waardoor een paniekaanval zich meester van me maakt en ik mezelf moet inhouden om mijn eigen ruiten niet in te slaan; om de bruggen die ik gebouwd heb niet zelf op te blazen uit schrik dat een saboteur dat in de toekomst voor mij zou kunnen doen.
Deze blokkades ervaar ik regelmatig waardoor er zich een tijdelijke zonsverduistering over mijn irissen voltrekt. Iedereen zal zich bij momenten wel in één of meerdere van die situaties herkennen, maar bij mij kwamen ze op een bepaald moment echter zo frequent voor dat ik geen kracht meer had om de dingen die ik voorheen als vanzelfsprekend beschouwde – afspreken met vrienden, naar het werk gaan, mijn huishouden doen – af te handelen. Alles kwam als een tsunami op me af en zorgde ervoor dat ik mijn kop, en de rest van mijn lijf, in het zand stak. Op mijn werk kon ik me niet meer concentreren maar ik moest er de schone schijn zien op te houden en dat vergde zo veel energie van me dat ik ’s avonds na het werk steeds vaker mijn plannen begon af te zeggen. Ik begon me te isoleren en als er een manier was geweest om mezelf en mijn bestaan uit ieders geheugen te wissen met een simpele klik, dan had ik met een nooit geziene vastberadenheid op die knop geklikt.
Ik begon me steeds vaker op te sluiten binnen de veilige muren van mijn woonst en ontvluchtte de realiteit door series te bingewatchen in de zetel: gewikkeld in een deken en met een poes op schoot. Tijdens die vlucht ging ik zo op in de reeks waardoor ik mijn eigen smart opzij kon zetten en wat later terug de draad van de dag kon oppikken. Op andere momenten ging ik mijn emoties niet uit de weg en versterkte ik ze zelfs door naar instrumentale muziek te luisteren. Op het ritme van strijkers en blazers liet ik me meevoeren op mijn stroom van onverklaarbare nietigheid en lusteloosheid. Uiteindelijk was slapen dan de beste remedie want, zoals het weesmeisje Annie altijd zegt: “the sun will come out tomorrow”.
Ik moest mijn trots opzij zetten en mijn vrienden in vertrouwen nemen. Dat kostte veel moeite, maar het was de best mogelijke beslissing.
Te lang heb ik geprobeerd om alles op mijn eentje zien te klaren omdat ik me schaamde. Ik had een goed leven, waarom was ik dan ongelukkig? Ik vond me een grote aansteller. Maar op een bepaald moment kon ik het niet langer verbergen, de sprankel in mijn ogen was dof geworden en mijn vrienden hadden dat opgemerkt. Ik moest mijn trots opzij zetten en hen in vertrouwen nemen. Dat kostte veel moeite, maar het was de best mogelijke beslissing.
En hoewel ik altijd kan rekenen op mijn vrienden, kies ik er soms bewust voor om dat niet te doen. Ze hebben nu eenmaal ook hun eigen leven met de daarbij horende kopzorgen. Soms wil ik hen niet belasten met mijn ondraaglijke zwaarheid van het bestaan en daarom heb ik toen ook professionele hulp gezocht: eerst bij de huisdokter en later bij een psycholoog, want over mijn problemen praten helpt echt bij mij. Gedurende vier maanden timmerde ik aan mijn basis tot die terug stevig genoeg was om weer in te pikken in de dagelijkse routine.
Ondertussen zijn we een jaar verder, een jaar met ups en downs want je denkpatroon wijzigen doe je niet in een vingerknip. Over hoe je karakter precies gevormd wordt heeft niemand een pasklaar antwoord en ik ga er ook geen wilde uitspraken over doen. De hersenen zijn een orgaan zoals het hart en de maag, dus genetisch lag mijn aard al voor een groot deel vast bij mijn geboorte. Levenservaringen hebben wellicht ook invloed op mijn karakterontwikkeling gehad. Ik ben nu eenmaal een citroenboom, maar van mijn citroenen probeer ik zo veel mogelijk limonade te maken.
Ik heb me er ondertussen bij neergelegd dat deze mentale rollercoaster voor altijd een deel van mijn inborst zal uitmaken, dat mijn donkere passagier zich af en toe meester van me zal maken en dat ik hem het beste kan aanvaarden, ook al heb ik er zelf niet voor gekozen als levensgezel. En door dat te beseffen en te aanvaarden ben ik nu net iets vaker simpelweg gelukkig.