Zondagavond maar de sfeer in de bar is uitgelaten zoals die enkel uitgelaten kan zijn aan de vooravond van een extra vrije dag. Terwijl mijn vrienden duchtig keuvelen over familiefeesten, verbouwingswerken en de realityreeks RuPaul’s Drag Race, dwalen mijn gedachten af van het gesprek. Mijn ogen scannen de gezichten in de bar waar ik heel af en toe kom. Iets wat ik bewust altijd doe als ik een dichtbevolkte ruimte binnentreed. Onbekenden, vage kennissen en vaste stamgasten die deel zijn van het meubilair wisselen elkaar af. Tot mijn ogen plots de zijne kruisen.
Onze blikken op zoomen op elkaar in. We blijven elkaar langer aanstaren dan nodig, net als de secondewijzer van een klok die blijft haperen op het perron. Een seconde, twee seconden, drie seconden… Tot ik de spanning niet meer aankan en beduusd wegkijk.
Op slag ben ik ondersteboven door zijn schoonheid. Ietwat in de war ook, de jongen is overduidelijk een tien terwijl ik een zes ben. Met een beetje geluk een zeven, op goede dagen. Keek hij echt naar mij of heb ik me iets ingebeeld? Is het wishful thinking? Even weet ik mezelf geen houding meer aan te nemen. Ik durf zijn richting niet uit te kijken, zou hij me aan het bespieden zijn?
We blijven elkaar langer aanstaren dan nodig, net als de secondewijzer van een klok die blijft haperen op het perron
Normaal verkramp ik in zulke situaties en loop ik nog net niet gillend weg. Flirten is mijn forte niet. Maar vanavond deins ik er niet voor terug. Is het de euforie van het verlengd weekend? Flirtte hij op de juiste plaats op het juiste moment? Of zijn het de twee glazen wijn die ik bij het avondeten had gedronken? Had ik me zonder het zelf te beseffen moed in de schoenen gedronken voor iets wat niet te voorzien was?
Ik zoek zijn blik terug op en hij kijkt me aan met een mengeling van aarzeling en arrogantie. Hij heeft dit vaker gedaan, hij weet dat zijn engelengezicht harten doet smelten. Hij mag dan wel de spin zijn die zijn web aan het maken is, ik zal de onfortuinlijke vlieg niet zijn die straks verorberd wordt. Laat hem maar hongerig wezen. Ik houd het hoofd nog even koel.
Met stappen zo berekend alsof we ons op een schaakbord bevinden, komen we in elkaars territorium. Andere pionnen schuiven we opzij tot we als twee koningen tegenover elkaar komen te staan. Onbeschaamd begint hij voor me te dansen. We wisselen namen en speelse blikken uit. Bedeesd maar toch hooghartig. Hij blijkt een toerist te zijn. Op doorreis. In elk land een scharrel, wellicht.
Praten in een lawaaierig café is geen evidentie. Ik versta niet altijd wat hij zegt, maar omdat ik niet wil dat hij alles moet herhalen zie ik me als de innemendste versie van mezelf naar hem luisteren. Lachen als ik denk dat ik moet lachen, knikken als ik vermoed dat ik moet knikken. Zachtjes op mijn onderlip bijten terwijl ik naar hem kijk. Ja, zachtjes op mijn onderlip bijten als ik denk dat ik bijten moet.
Hij brengt zijn mond dichter tegen mijn oor en vraagt of we iets gaan drinken. Zijn lippen glijden langs mijn kaak. Nauwelijks contact maar ik krijg rillingen doorheen mijn lijf. Aan de bar is het drummen, mijn hand zoekt steun op zijn heup en blijft daar liggen. Zomaar, omdat het kan. Ik voel de bui hangen en bied niet langer verzet.
Terwijl we wachten op onze drankjes bouwt de spanning zich op. Verleidelijke blikken, stiekeme aanrakingen, in slow motion worden we naar elkaar toegezogen. Langzaamaan is ook mooi.
Onze hoofden dansen de wiegende choreografie van een slang en slangenbezweerder. Beiden jagers maar ook prooien
Lichtjes aangeschoten staan we tegenover elkaar. Onze gezichten scheren rakelings naast elkaar. Onze neuzen wrijven tegen elkaar. Zijn mondhoek gaat naar mijn oor. Ik voel zijn adem in mijn nek. Hij komt dichter en ik leg mijn arm terug op zijn heup. Onze hoofden dansen de wiegende choreografie van een slang en slangenbezweerder. Beiden jagers maar ook prooien.
Hij gaat met zijn vingers door mijn haar. Onze lippen raken elkaar vluchtig om dan weer afstand te nemen. Onze blikken volgen elkaar, onze hoofden kruisen. Lippen die elkaar opnieuw raken maar nu vasthouden. Zijn lijf tegen dat van mij.
Er is geen twijfel meer maar toch blijven we behoedzaam de spanning opbouwen. Want ingehouden passie smaakt het lekkerst. Ik voel zijn vingers onder mijn T-shirt op mijn naakte rug en vergeet het rumoerige café en de vrienden om me heen. Hij en ik, alleen op de wereld. Voor even. Schaakmat, als een winnaar haalt hij me onderuit.
Deze tekst werd eerder in Charlie Bookzine 8 gepubliceerd.