Het is ondertussen alweer vier maanden geleden dat je noodgedwongen terug in België belandde met enkele kleren, een toiletzak, een stapel boeken en een oude laptop. Vier maanden waarin je als een nomade uit een koffer leefde, pendelend tussen het platteland en de grote stad. Vier maanden zonder thuis, ontheemd en vervreemd van alles wat toen zo vertrouwd aanvoelde. Je zoekt naar een plek in je nieuwe realiteit maar de stoelendans is al voorbij. Je bent te laat. Alle stoelen zijn al bezet.
Je volgde je hart en zocht andere oorden op toen de wereld in lockdown ging. Een sprong in het duister waaraan je je vroeger nooit gewaagd zou hebben. Je leefde liever het niet geleefde leven dan erin te falen. Maar je staat sterker in je schoenen dan ooit voorheen. Je carrière zit in de lift, je sociaal leven bruist, je voelt je wel in je vel en je hebt je hart verloren aan die ene Zwitserse hartendief.
Twee jaar later blijkt die hartendief ook een hartenbreker te zijn. Je viel van je roze wolk en spatte in scherven uiteen. Daar sta je dan. Na vier maanden ben je nog altijd thuisloos, de veilige plek waar je alle gruzelementen kunt verzamelen ontbreekt. Je bent gebroken maar je kunt jezelf nergens lijmen.
Een schim van jezelf dwaalt door de stad als een kat op zoek naar haar jongen. Je slaat lukraak straten en steegjes in waar je geuren ruikt van maaltijden die je nooit met iemand zult delen. Waar je licht ziet branden maar niet dat aan het einde van jouw duistere tunnel. Waar je flarden van gesprekken opvangt terwijl jij alleen met de stemmen in je hoofd kunt praten.
Je bent graag alleen, als je alleen wilt zijn maar sinds je terug bent voel je je vooral eenzaam
Waar sleep je jezelf naartoe? Op elke straathoek hoop je een flard van je vroegere zelf terug te vinden. Hoop je connectie met iemand te voelen. Hoop je op een aanraking als bevestiging dat de schim van wie je toen was niet onzichtbaar is. Misschien moet je je maar tussen het huisvuil wikkelen in blijde verwachting tot ze je recycleren. Of misschien moet je je te midden van de spullen op een rommelmarkt positioneren, in de hoop op een nieuwe kans. Desnoods zet je je op straat met een bordje rond je nek waarop geschreven staat: ‘Gratis mee te nemen.’
Je bent graag alleen, als je alleen wilt zijn maar sinds je terug bent voel je je vooral eenzaam. Op evenementen fladder je als een vlinder van de ene naar de andere groep maar nergens kan je landen, voel je de diepere connectie waar je zo hard naar snakt. Je sociale bubbel is uit elkaar gespat. Het aantal sociale interacties per maand kan je op een hand tellen. Je geeft het keer op keer een nieuwe kans maar na zeventien pogingen en evenveel afwijzingen hou je het die avond voor bekeken. Je neemt het hen niet kwalijk want je besloot twee jaar geleden zelf om weg te gaan. En weggegaan is plaats vergaan.
Je bent fel vermagerd en je lijdt aan slapeloosheid. Je ledematen trillen maar je hebt er geen controle over. Als de hond van Pavlov grijp je naar Xanax als je een paniekaanval voelt opwellen. Door de stres valt je haar met plukken tegelijk uit. Het duizelt in je hoofd alsof iemand er vanbinnen een zandloper omdraait. De tijd is bijna om.